In balans?
De gemeente De Fryske Marren is een gewilde gemeente voor toeristen en recreanten. Veel mensen brengen terecht hun vakanties door in onze mooie gemeente. Om al die bezoekers een mooi verblijf te geven is het belangrijk dat de gemeente haar inzet richt op goede recreatieve-toeristische voorzieningen. Om een en ander (deels) te kunnen bekostigen wordt ook in onze gemeente Toeristenbelasting geheven.
Door de een wordt toeristenbelasting een melkkoe genoemd, anderen vinden weer dat het vanwege de hoge druk van het toerisme op de voorzieningen binnen een gemeente, eigenlijk wel wat hoger mag. Het is echter lastig om deze meningen te funderen. Vaak wordt geredeneerd vanuit een emotie of een gevoel.
Door de gemeente de Frysk Marren wordt toerisme een belangrijke economische factor gevonden. De sector recreatie en toerisme heeft een positieve invloed op de economie van de gemeente in de vorm van omzet, werkgelegenheid en het in stand houden van voorzieningen. Iedereen kan en zal ervaren dat de invloed van het toerisme groot kan zijn, maar wat is nu precies de invloed van het toerisme op de begroting van de gemeente De Fryske Marren?
Tegenover de positieve gevolgen staan natuurlijk ook bestedingen in de sfeer van (het faciliteren van) recreatie en het toerisme. Toeristen maken gebruik van de openbare voorzieningen die onder andere vanuit algemene middelen worden gefinancierd.
Om kosten te compenseren zijn gemeenten bevoegd om toeristenbelasting te heffen. De achterliggende gedachte van toeristenbelasting is, dat ook niet-inwoners gebruik maken van gemeentelijke voorzieningen. Dit terwijl de verdeling van de algemene uitkering uit het gemeentefonds hiermee geen rekening houdt.
Wat de pvda-fractie zich afvraagt is hoe de toeristenbelasting in verhouding staat tot de daadwerkelijke kosten die gemaakt worden voor het toeristisch product in onze gemeente.Worden de inkomsten gekoppeld aan de direct hieruit voortvloeiende kosten of is hier geen verband tussen gelegd in de begroting.
Vanuit de gedachte:”Hoe komen we tot een duurzame bekostiging van het beheer van de toeristisch recreatieve infrastructuur en zijn uitgaven en inkomsten voor wat betreft deze sector in balans?”, heeft de PvdA-fractie de Fryske Marren schriftelijke vragen gesteld aan het College van onze gemeente.
De vraag die ons in dit verband tevens bezig houdt is:
“Wat zijn nu precies de kosten die gemaakt worden ten behoeve van de toeristisch-recreatieve sector? Welk bedrag wordt bijvoorbeeld besteed aan promotie, onderhoud gemeentelijke (water/wegen) infrastructuur, inzet ambtelijk apparaat, bruggen en sluizen, campings, organisatie, (gemeentelijke en provinciale) overlegstructuren,Marrekrite, festivals,feesten enz.? En hoe verhouden deze kosten en baten zich tot elkaar? Zoals al gezegd: Is de verhouding tussen uitgaven en opbrengst in balans?”
Eerder heeft de PVDA DFM-fractie bij de laatste begrotingsvergadering de verhoging van de toeristen belasting met 10 cent voorgesteld maar dat voorstel is toen in de Raad afgestemd.
De fractie wil nu inzicht in de daadwerkelijke uitgaven die worden gemaakt in de recreatieve-en toeristische sectorale infrastructuur en zoekend naar de balans, een beeld van de verhouding tussen baten en lasten in die sector. Dit inzicht verkrijgen zal niet altijd eenvoudig zijn want zowel de kosten als inkomsten in het kader van toerisme zijn vaak onderdeel van algemene posten of andere posten.
Maar net als bij het huishoudboekje thuis, moet door het hanteren van objectieve maatstaven, inzicht te geven zijn in wat de financiële invloed van het toerisme is op de begroting van de gemeente De Fryske Marren.Wij zijn dan ook benieuwd naar de reactie van ons College.
Met concrete informatie in de hand kan een discussie worden gevoerd over de inkomsten van toeristenbelasting en de uitgaven aan toerisme. Met deze informatie zal de gemeenteraad beter kunnen sturen op de balans tussen kosten en baten op het gebied van deze ook van belang gevonden economische pijler. Daarnaast zal de gemeenteraad met deze informatie eventuele toekomstige toeristische ontwikkelingen beter kunnen afwegen en keuzes op dit gebied beter kunnen onderbouwen.